Op 17 maart 2016 deed de Rechtbank Amsterdam uitspraak in een beklagzaak die door Robert-Jan van Eenennaam namens een ziekenhuis in Amsterdam aanhangig was gemaakt. De vraag die centraal stond: kan een arts zich op zijn verschoningsrecht beroepen ondanks dat de patiënte in kwestie (die verdacht werd van onder andere zware mishandeling met voorbedachte rade) toestemming had gegeven om haar medische gegevens ter beschikking te stellen aan politie en Justitie?
Het korte antwoord is: ja, dat kan. De arts mag weigeren om medische gegevens aan politie en Justitie ter beschikking te stellen omdat hij een eigen afweging moet maken of het verschoningsrecht van toepassing is.
De zaak
In deze zaak ging het om een patiënte die er van verdacht werd de geboorte van haar nog onvoldragen kind te hebben opgewekt met behulp van medicatie.
Bij de patiënte was het middel Misoprostol in de vagina aangetroffen. Zij verklaarde dat zij dacht dat zij een middel tegen vaginale schimmelinfectie had ingebracht. Er waren eerdere uitlatingen bekend dat deze patiënte abortus overwoog omdat zij bang was dat haar ongeboren kindje schade zou oplopen als gevolg van door haar gebruikte medicatie. Omdat het OM de patiënte als verdachte aanmerkte en het OM haar medische gegevens wilde hebben voor het opsporingsonderzoek, vorderde het OM, met verwijzing naar de door patiënte verstrekte toestemming, de gegevens bij het ziekenhuis. Het ziekenhuis weigerde en er kwam een bevel van de Rechter-Commissaris.
Verschoningsrecht of waarheidsvinding?
Het ziekenhuis stelde zich in de daarop volgende beklag procedure op het standpunt dat er geen sprake was van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het verschoningsrecht zou moeten wijken voor het belang van waarheidsvinding. Er was geen gevaar voor derden waarbij doorbreking van het beroepsgeheim het risico op schade voor een derde beperkt. De in beslag genomen medische gegevens vallen bij uitstek onder het wettelijk beroepsgeheim. Ook was er andere informatie beschikbaar bij het OM, waardoor deze gegevens niet cruciaal voor de waarheidsvinding genoemd konden worden.
Beroepsgeheim is fundamenteel
Daarbij kwam dat doorbreking van het beroepsgeheim een precedent zou kunnen scheppen terwijl de toestemming het verschoningsrecht niet opheft. Ook kon het ziekenhuis de gegeven toestemming niet verifiëren terwijl er aanwijzingen waren dat de patiënten niet volledig wilsbekwaam was.
Het OM vond dat het belang van de waarheidsvinding zwaarder moest wegen omdat er twijfels waren over het waarheidsgehalte van de verklaring van de patiënte en het zou gaan om informatie over een beperkte periode van ‘maar’ vijf dagen.
De uitspraak
Met verwijzing naar HR 30 november 1999, NJ 2002, 438, overweegt de rechtbank dat het verschoningsrecht van de arts in zoverre niet absoluut is dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt – ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd –moet prevaleren boven het verschoningsrecht.
Hoewel het gaat om een ernstige verdenking, meent de Rechtbank dat het in deze gaat om medische gegevens die bij uitstek privacy gevoelig zijn. Ook meent de Rechtbank dat het gegeven dat de patiënte zelf toestemming heeft gegeven aan de politie om medische gegevens op te vragen er niet aan in de weg staat dat de arts zich beroept op zijn verschoningsrecht. Met andere woorden: de toestemming van de patiënte heft het verschoningsrecht niet op. De arts zal de toestemming van de patiënt wel moeten betrekken bij zijn beslissing om de opgevraagde gegevens te verstrekken, maar altijd tegen de achtergrond van het algemeen belang van het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht.
Beklag gegrond: medische gegevens terug naar ziekenhuis
Nu er ook geen reële dreiging voor derden was, nu er nog andere middelen waren om informatie te verzamelen door bijvoorbeeld de patiënte zelf of getuigen uit haar omgeving te horen en verstrekking van gegevens de patiënte ervan zou kunnen weerhouden om zich in de toekomst tot een arts te wenden, meende de Rechtbank dat zich in deze zaak geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die meebrengen dat het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het verschoningsrecht van het ziekenhuis. De rechtbank verklaarde het beklag dan ook gegrond en heeft de teruggave van het medisch dossier gelast.
Wilt u meer informatie? Bel of mail dan met Robert-Jan van Eenennaam.