Dinsdag 21 april 2020 om 12.30 uur doet de Hoge Raad uitspraak in de zaak waarbij euthanasie werd verleend aan een patiënte met vergevorderde dementie. Dit gebeurde door een specialist ouderengeneeskunde die vervolgens door het OM werd vervolgd voor moord. Robert-Jan van Eenennaam stond haar bij in deze uiterst precaire zaak.
Cassatie in belang der wet
De specialist ouderengeneeskunde werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Het OM besloot vervolgens om deze zaak voor te leggen aan de Hoge Raad. Dat kan in het kader van een zogenaamde cassatie in belang der wet. Dat wordt gedaan als de uitleg van de wet niet helemaal duidelijk is. Als cassatie in belang der wet wordt ingesteld, adviseert de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad wat de Hoge Raad met een dergelijke zaak moet doen. Dit doet hij op basis van de wetsgeschiedenis, literatuur en andere uitspraken van diverse rechtscolleges.
Advies aan de Hoge Raad
De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad, in dit geval Jos Silvis, adviseerde de Hoge Raad dat artsen niet in alle gevallen met een wilsonbekwame patiënt hoeven te overleggen over euthanasie. Hij schrijft: ‘Als een arts tot de conclusie komt dat dit zinloos is en onnodig belastend voor de patiënt, moet dit medisch-professionele oordeel in beginsel worden gerespecteerd door de rechter’.
Euthanasie mag ook bij wilsonbekwamen
Hoewel het in de medische wereld de norm is om te kunnen communiceren met een patiënt die euthanasie krijgt, is dat volgens de Wet niet onder alle omstandigheden vereist. De wetgever wilde juist voorkomen dat wilsonbekwame patiënten in een situatie van uitzichtloos lijden belanden als zij, middels een schriftelijke wilsverklaring, eerder om euthanasie hebben verzocht.
Dit betekent dat iemand die wilsbekwaam een schriftelijke wilsverklaring of euthanasieverklaring heeft opgesteld en op enig moment ondraaglijk en uitzichtloos lijdt, euthanasie mag krijgen. Ook als hij dat zelf niet meer begrijpt.
Pleidooi Robert-Jan van Eenennaam
Het advies is in grote lijnen gelijkluidend aan het pleidooi dat Robert-Jan van Eenennaam hield bij de Rechtbank. Ook daarin werd bepleit dat mondelinge verificatie van de schriftelijke wens niet nodig was. Het ging immers om een diep demente en wilsonbekwame patiënte die niet meer kon beslissen over euthanasie. Daarom werden onder meer het medische dossier, de wilsverklaring en de wettelijk vertegenwoordiger (de echtgenoot) geraadpleegd. Dat is ook wat de wetsgeschiedenis vraag van een arts. Uiteindelijk vond de Rechtbank ook dat het opnieuw mondeling bespreken van de euthanasie niet nodig was. Daarom vond een ontslag van alle rechtsvervolging plaats.
Beslissing van de Hoge Raad
Het is nu aan de Hoge Raad om te beslissen of de Rechtbank een juiste beslissing heeft genomen en of hij het advies van de Advocaat-Generaal volgt. De uitspraak van de Hoge Raad zal overigens geen gevolgen meer hebben voor de specialist ouderengeneeskunde. Voor haar is deze zaak definitief afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad zal op onze website worden gepubliceerd.
Eerdere publicaties over deze zaak vindt u hier.